Job 1

Want de Jood Mordechai was, op koning Ahasveros na, de machtigste man van het rijk. Hij stond in hoog aanzien bij de Joden en was geliefd bij al zijn landgenoten. Want hij deed zijn best voor zijn volksgenoten en kwam op voor hun belangen. 1 2

Het onheil slaat toe

3In het land Uz leefde een oprecht en vroom man. Hij heette Job. Hij had ontzag voor God en hield zich afzijdig van het kwaad. 4
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Job 1:3.
5
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Job 1:2-3.
Hij had een groot gezin met zeven zonen en drie dochters. Hij bezat zevenduizend schapen, drieduizend kamelen, vijfhonderd span runderen, vijfhonderd ezelinnen en een groot aantal dienaren. Hij was de rijkste man van het Oosten.

6Om de beurt hielden Jobs zonen een feest en nodigden dan hun drie zusters uit. Bij dergelijke gelegenheden hielden zij uitbundige feestmaaltijden. 7Na afloop van die feesten, die soms wel enkele dagen duurden, riep Job zijn kinderen altijd bij zich en heiligde hen. Daarvoor stond hij vroeg op en bracht voor ieder van hen een brandoffer. Hij deed dat met de overweging: ‘Misschien hebben mijn zonen gezondigd en hebben zij God vervloekt.’ Dit was een vaste gewoonte van Job.

8Op een dag, toen de engelen zoals gewoonlijk voor de Here verschenen, kwam ook Satan, Gods tegenstander, met hen mee. 9‘Waar komt u vandaan?’ vroeg de Here aan Satan. Deze antwoordde: ‘Ik heb een tocht gemaakt over de aarde.’ 10De Here vervolgde: ‘Hebt u ook mijn dienaar Job gezien? Zoals hij is er niemand anders op aarde, een eerlijk en vroom man die ontzag heeft voor God en met het kwaad niets te maken wil hebben.’ 11‘Waarom zou hij ook, nu U hem zo goed beloont?’ antwoordde Satan. 12‘U hebt hem, zijn huis en zijn bezit altijd beschermd tegen mogelijk onheil. Bij alles wat hij doet, hebt U hem voorspoed gegeven, kijk maar eens hoeveel vee hij heeft. Geen wonder dat hij zo trouw is. 13Maar neem hem zijn rijkdom maar eens af, dan zult U zien dat hij U midden in uw gezicht vervloekt!’ 14
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Job 1:13.
15
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Job 1:12-13.
De Here ging op die uitdaging in en zei tegen Satan: ‘U mag met zijn rijkdom doen wat u wilt, maar denk eraan, raak hem met geen vinger aan.’ Satan ging weg en niet lang daarna, terwijl Jobs zonen en dochters met elkaar de maaltijd gebruikten in het huis van hun oudste broer, sloeg het onheil toe.

16Een boodschapper bracht Job het volgende nieuws: 17‘Uw ossen waren aan het ploegen, terwijl de ezels naast hen stonden te grazen. Toen vielen de Sabeeërs ons aan, zij namen de dieren mee en doodden alle knechten, behalve mij! Ik ben de enige die het heeft overleefd.’ 18Hij was nog niet uitgesproken of daar kwam nog een boodschapper. Die vertelde: ‘De bliksem heeft al uw schapen en de herders getroffen en verbrand! Ik ben de enige die in leven is gebleven.’ 19Ook hij werd onderbroken door een volgende onheilsbode: ‘Drie groepen Chaldeeën hebben uw kamelen gestolen en uw dienaren gedood! Ik ben de enige die het kan navertellen.’ 20Weer kreeg de boodschapper geen tijd om uit te spreken, want de volgende kwam binnenrennen met de boodschap: ‘Uw zonen en dochters zaten aan een feestmaaltijd in het huis van hun oudste broer. 21Toen stortte plotseling een zware storm vanuit de woestijn zich op het huis. Het dak van het huis stortte in en heeft hen allen gedood! Ik was de enige die kon ontsnappen om het u te vertellen.’

22Job stond op, scheurde zijn kleren als teken van zijn verdriet, schoor zijn hoofd kaal en viel op de grond neer.
Copyright information for NldHTB